Ernst Happel 1926-1992
Voor niets of niemand bang
Ernst Happel 1926-1992
Voor niets of niemand bang
‘Ernst Happel was voor niets of niemand bang. Die lef bracht hij over op zijn spelers. Dat was zijn grote klasse’, zegt Willem van Hanegem over Ernst Happel (1926-1992). Bij Feyenoord begon zijn internationale triomftocht. Met de Wereldbeker en de Europa Cup I maakte de Oostenrijker van de Rotterdamse club een internationale grootheid.
Hij zinkt weg in zijn bondsblazer, zó sterk vermagerd is Ernst Happel als een trosje Feyenoorders hun vroegere trainer opzoekt op een mooie mei-middag in 1992. Willem van Hanegem, Wim Jansen, Guus Haak en Lex Schoenmaker zijn daarvoor afgezakt naar de hak van het land, naar Sittard waar Oostenrijk daags daarna als sparringpartner van Oranje fungeert.
Als bondscoach van Oostenrijk is Ernst Happel aan zijn laatste klus bezig. Hij wil nog naar het WK van 1994. Maar die middag, daar op het terras van het Sportcentrum van Sittard, gaat het vooral over het verleden, over die mooie tijden ruim twintig jaar eerder in Rotterdam. Onuitgesproken blijft de gedachte die boven het onderonsje zweeft, de kleine reünie heeft alles weg van een afscheid. Een half jaar later zal Ernst Happel (1925-1992) overlijden.
De stem van Happel klinkt die middag verzwakt, hij kucht voortdurend. Zijn blik moet uit diepliggende oogkassen worden opgehaald. Een pet met het opschrift ‘Funkberater’ bedekt zijn kale hoofd. ‘Daar zit ik mee voor loel’, vindt Happel die zich dat laat welgevallen omdat Funkberater de sponsor is die driekwart betaalt van zijn salaris bij de Oostenrijkse voetbalbond. Zijn fysieke situatie heeft hem milder gemaakt. Voor de derde keer is zijn haar uitgevallen, vier chemotherapieën heeft hij al achter de rug, maar het virus dat zijn lever heeft aangetast kruipt voort. Van kanker wil hij niet horen. ‘Nee, als je kanker hebt, heb je pijn, en dat heb ik niet. Cruijff krijgt het aan zijn hart, ik heb last van dat virus’, houdt Happel vol.
Als het over Feyenoord gaat, danst het verleden op zijn gelaat. Het doet hem goed dat Wim Jansen als technisch directeur daags tevoren Willem van Hanegem als coach heeft teruggehaald naar de Kuip. ‘Waar is der Rinus (Israël)’, vraagt Happel. ‘Die zit bij Dinamo Boekarest’, antwoordt Van Hanegem. ’In Boekarest? Met wie moet hij daar dan kaarten?’ Ze kunnen er nu samen om schateren, ooit botsten haat en liefde tussen speler en trainer, tussen Oranje-vedette en bondscoach. ‘Des te moeilijker de speler, des te beter de trainer. Ik was vroeger ook een moeilijke speler’, geeft Happel toe.
Sterspeler in Oostenrijk
Hoe goed Ernst Happel werkelijk is geweest als speler, weet ook Willem van Hanegem voornamelijk slechts van horen zeggen. Sterspeler in Oostenrijk, 51-voudig international, actief op twee WK-toernooien, allemaal in een tijd dat de tv nog niet hét podium is voor wereldsterren. Op het WK van 1954 is Happel een van de steunpilaren in het elftal van Oostenrijk, dat achter West-Duitsland en Hongarije derde wordt. Als superieure stopper-spil, gezegend met techniek en inzicht, geeft hij glans aan zijn bijnaam ‘Wödmasta’, een Oostenrijkse verbastering van Weltmeister.
In 1962 staat het Nederlandse voetbal nog stukken lager genoteerd dan dat in Oostenrijk. Op zoek naar een nieuwe trainer gaat ADO te rade bij Lo Brunt, de secretaris-penningmeester van de dan nog in Den Haag gevestigde KNVB. Brunt heeft veel internationale contacten, onder meer als penningmeester van de UEFA. In Oostenrijk wordt hij gewezen op de ambities van Ernst Happel, die als jonge technisch directeur bij zijn club Rapid Wien in conflict is gekomen met het bestuur. Franz ‘Bimbo’ Bimber, dan nog trainer van PSV en oud-medespeler van Happel in het nationale team en bij Rapid Wien, moedigt hem aan bij zijn keuze voor een nieuwe toekomst elders. Pikant is dat, want Bimber staat op de nominatie de vacature Happel bij de club in Wenen te vervullen.
ADO? Den Haag? Nederland? Happel moet meteen denken aan die wedstrijd in oktober 1953 toen hij met het Europees elftal in Amsterdam tegen Barcelona speelde en met 5-2 verloor, een oefenduel voor een prestigieuze wedstrijd enkele weken later met het continentale elftal tegen Engeland. Het Nederlandse FIFA-bestuurslid Karel Lotsy kieperde hem toen in de rust er uit, op Wembley mocht hij helemaal niet spelen.
Nederland? Dat land met die doetjes? Vijf jaar eerder had Happel zich verbaasd over de slappe instelling van die Nederlanders, die zich in Wenen uit het veld hadden laten schoppen toen ze met 2-0 voor stonden in een WK-kwalificatiewedstrijd. Bij de return durfden ze niets meer, die Hollanders, vond Happel. ‘Jullie voetballen zo netjes, jullie moeten voortaan met je stropdas om spelen’, had hij toen tegen Faas Wilkes gezegd.
Ernst Happel laat zich dan toch overtuigen als na Lo Brunt en ADO-voorzitter Nico de Doelder ook oud-international Theo Timmermans hem in Oostenrijk heeft opgezocht. ADO maakt er geen geheim van dat het met Happel niet alleen een bekende Europese voetballer maar ook een dure trainer heeft binnengehaald. Hoe jong hij ook is als trainer, 36 pas, van Happel worden dus prestaties verwacht in Den Haag.
Bekerwinnaar met ADO
Zeven bovenmodale seizoenen (1962-1969) worden het voor ADO onder Happel. Hij leidt zijn club naar vier KNVB-bekerfinales plus een stabiele positie in de subtop van de eredivisie. Hij maakt indruk met zijn tactisch inzicht, met zijn ingevingen en tips, steeds gebaseerd op het instinct van een voetbaldier. Het winnen van de beker in 1968 luidt zijn vertrek in. Happel wil méér dan ADO aan perspectief te bieden heeft. Een stille flirt met Feyenoord zal eindelijk uitmonden in een vaste verbintenis.
In 1966 heeft Happel zich al zo lovend over Feyenoord uitgelaten dat het wel een open sollicitatie lijkt. ‘Ik begrijp niet waarom Feyenoord nog steeds niet bij de Europese top hoort. En ik snap ook niet waarom geen enkele trainer het daar niet lang volhoudt’, zegt Happel dan al. Begin 1967 klopt Feyenoord bij hem aan. De Rotterdamse club zoekt een opvolger voor de Oostenrijker Willy Kment. ADO weigert medewerking. Happel wordt aan zijn contract gehouden en zal een jaar later nog eens voor drie jaar bijtekenen op het Zuiderpark.
Lang voordat het dan toch openlijk menens wordt tussen Happel en Feyenoord, krijgt Frans Hasil dat al te horen. In de biografie ‘Franz Hasil, eine Wiener Fussballgeschichte’, onthult de stadgenoot van Happel dat hij al in september 1968 is voorbereid op zijn transfer van Schalke 04 naar Feyenoord medio 1969. ‘Het kan zijn dat ik naar Feyenoord ga. Als dat zo is, haal ik jou’, vertelt Happel hem. Vijf maanden later, in februari 1969, zoekt hij Hasil op in Gelsenkirchen. ’Ik haal maar één nieuwe speler bij Feyenoord, dat ben jij’, houdt hij hem nogmaals voor.
Hasil weet dan nog niet welke discussie Happel met Feyenoord over Willem van Hanegem moet voeren om zijn wil doorgedrukt te krijgen. ‘Der Wiellum ist zu langsam. Er moes weg’, eist Happel nog voor hij aan de slag gaat in de Kuip. Gerard Kerkum, oud-speler en inmiddels bestuurslid technische zaken, weigert daarover te praten. Hij heeft Hasil twee keer bekeken bij Schalke, zit met wat bedenkingen en komt met een compromis dat Happel nog lang zal moeten waarderen: ‘Oké, Herr Happel, u krijgt uw Hasil onder één voorwaarde: dat Van Hanegem blijft.’
Opening
Zulke discussies voltrekken zich terwijl van Happel’s vertrek bij ADO nog helemaal niet bekend is, sterker nog, Happel’s contract in Den Haag loopt door tot medio 1971. De afspraken tussen Feyenoord en Happel moeten lang geheim blijven. Bij besprekingen in het Deltahotel in Vlaardingen zijn ze het al helemaal eens geworden, het wachten is op een opening. Op 9 maart 1969 ziet Ernst Happel de kans schoon om zijn vertrek uit het Zuiderpark af te dwingen. ADO staat in de eredivisie (virtueel) op de vijfde plaats. De uitschakeling in de achtste finales van het KNVB-bekertoernooi, als bekerhouder, verleidt ADO-voorzitter Herman Choufoer tot een felle tirade. ‘Ze konden helemaal niets. Er was geen tactiek, geen techniek, geen conditie. Ze konden niet eens lopen’, sneert Choufour na de 2-1 nederlaag bij NEC, die pas in de verlenging gestalte heeft gekregen.
De uitbarsting onderstreept het al langer sluimerende vermoeden dat Happel en ADO op elkaar zijn uitgekeken. ‘In een dergelijke verstandhouding is het onmogelijk verder te werken’, reageert Happel. Hij wil meteen weg. Vier dagen later accepteert ADO het verzoek om contractontbinding per direct, de weg naar Feyenoord is vrij. Een maand later tekent Happel in de Kuip, voorlopig voor één jaar.
Pikant is wel dat Feyenoord tegelijkertijd op weg is naar een bijna ongekend succes, de dubbel, voor de tweede keer in de historie. Alleen in 1984, met Johan Cruijff en Ruud Gullit, zal dat nog een herhaling krijgen. Leidsman in de race naar titel en beker in 1969 is Ben Peeters, een minzame, wat naïeve man, een omhooggeschoten jeugdtrainer. Manager Guus Brox en bestuurslid Gerard Kerkum missen het vertrouwen dat hij Feyenoord verder kan brengen, ook internationaal. Vandaar de keuze voor Happel, een tegenpool van Ben Peeters.
Imago
Het imago van Ernst Happel, wat hem bezielt en beroert, heeft altijd vragen opgeroepen. Bij het grote publiek, bij bestuursleden, bij spelers. In zijn tijd bij Hamburger SV, in de jaren tachtig, zoek ik Ernst Happel voor het maandblad Elf regelmatig op. Het is zowel genoeglijk als leerzaam om zijn herinneringen en opvattingen op te tekenen voor de maandelijkse notities in het Nederlandse voetbaltijdschrift. In niets lijkt Happel bij zulke sessies op de norse, meestal zwijgzame, stuurs kijkende hork waarvoor de buitenwacht hem op basis van tv-beelden verslijt. Zoals ik hem beter leer kennen, zo moeten ook zijn kaartmaatjes in café Het Haantje of bij Café Ritter in Wenen hem hebben gekend.
Terugkijkend vertelt Happel bij die ontmoetingen openhartig over zijn ervaringen, zijn overwegingen, de keuzes die hij bij Feyenoord heeft moeten maken, bijvoorbeeld bij zijn start in 1969. In het kampioenselftal is Cor Veldhoen vervangen door Theo van Duivenbode, die bij Ajax uit de gratie is geraakt bij Rinus Michels. Voorin bespeurt Happel zo weinig zelfvertrouwen bij Ruud Geels dat de keuze voor het trio Wery-Kindvall-Moulijn snel gemaakt is. Niettemin zal Geels in zijn laatste seizoen bij Feyenoord nog tot acht competitiegoals komen, waarbij twee hattricks.
Delicater ligt de keepersvoorkeur. Eddy Pieters Graafland heeft in het najaar van 1967 de laatste van zijn 47 interlands gespeeld. Hij is 35 jaar als Feyenoord met hem kampioen wordt in 1969. En dan komt Happel. Nog voor de vakantie begint, bereidt hij Pieters Graafland voor op een opmerkelijke ingreep. In Elf legt Happel uit hoe dat ging. ‘Ik had aan manager Brox gevraagd om met Eddy Pieters Graafland te kunnen praten. Ik heb Eddy gezegd: “Het spijt me, maar ik wil systematisch verjongen en ik ga in het doel beginnen. Je moet erop rekenen dat je niet meer onder de lat staat. Ik start met Treijtel.” Dat was een teleurstelling voor hem, maar het voordeel was dat hij tijd kreeg om de beslissing te verwerken en dat Eddy als reservekeeper waardevol bleef en niet verloren was.’
Die benadering maakt het Happel een jaar later gemakkelijker om op een cruciaal moment terug te keren naar Pieters Graafland. In de slotfase van de competitie 1969-1970 heeft Treijtel wat fouten gemaakt en zich in de luren laten leggen door Johan Cruijff. De keeper van Feyenoord laat zich bijna letterlijk uit het veld slaan door een zwiepende ellenboog van Cruijff. Daarmee raakt de titel uit zicht en nemen de zorgen toe bij Happel, gespinsd op de Europa Cup-finale, elf dagen later tegen de gespierde krachtpatsers van Celtic.
Happel blikt in Elf terug. ‘Je hebt je materiaal, je fantasie en je ingevingen. We stonden met 3-1 voor bij Ajax. Stein, de coach van Celtic, zat op de tribune en zag Treijtel bij voorzetten drie keer in de fout gaan. En dan te weten dat die Schotten alles in de carré gooien. Ik twijfelde of ik Treijtel in de finale nog wel kon opstellen. Je neemt soms rare beslissingen. Ik heb Pieters Graafland gesproken en gezegd dat ik het met die andere Eddy niet zag zitten. Pieters Graafland had lang niet veel bijzonders meer gedaan. Hij wilde er eerst met zijn vrouw over praten. Maar ik wilde wel de volgende dag om tien uur antwoord. “Trainer, het is in orde”, zei hij toen. Hij was solide die avond. Bij het doelpunt dat we tegen kregen, stond de scheidsrechter in de weg, zei Pieters Graafland.’
Eerste succes
De Europa Cup-triomf in 1970 is het eerste internationale succes voor Ernst Happel. In zijn biografie herinnert Franz Hasil zich hoe hij dat samen met Happel viert. ‘In het hotel aan het meer van Como nam Happel mij apart aan de bar. Voor de eerste én laatste keer sloeg hij de arm om mijn schouder en zei: “Jetzt haben wir es geschafft, wir zwei.” Ontroerd en trots was ik daardoor.’
Het Weense onderonsje tussen speler en trainer symboliseert de band tussen de twee. Aan het eind van de jaren zestig worden Duitstalige spelers nog met gemengde gevoelens bejegend in Rotterdam, zeker als ze van een Duitse club komen en in een Mercedes met Duits kenteken hun opwachting maken. ‘Van Hasil maak ik een voetballer van wereldklasse, iemand met wie je de Europa Cup en de Wereldbeker kunt winnen, én iemand met wie ik Weens kan praten’, heeft Happel bij de begroeting gezegd. Zijn nieuwe medespelers kijken daar anders tegenaan. Ze negeren de Oostenrijker, geen bal krijgt hij toegespeeld. Willem van Hanegem, wiens vader in 1944 bij een bombardement is omgekomen, dreigt hem zijn neus te breken. Voor Hasil is dat aanleiding om op Van Hanegem af te stappen. Hij vertelt hem wat zijn eigen Oostenrijkse vader is overkomen. Daags daarna wordt Hasil door Van Hanegem uitgenodigd om bij hem thuis te komen lunchen.
Aan de inburgering van Hasil bij Feyenoord draagt ook Happel het zijne bij. Op de training geeft hij Rinus Israël en Theo Laseroms opdracht om zijn landgenoot zo hard mogelijk aan te pakken op momenten dat hij zijn dribbels te lang wil doorzetten. Happel reageert met een vilein lachje als Hasil zich bij hem beklaagt. ‘Het was zijn manier om mij te laten merken wat hij eiste en tegelijkertijd drukte hij meteen elk gerucht de kop in dat ik zijn ‘Protektionskind’ zou zijn. Hij pakte mij op de training vaak scherper aan dan de andere spelers.’
Happel komt er openlijk voor uit dat hard spel voor hem onderdeel is van het standaard-gereedschap is bij door hem gecoachte teams. ‘Naast conditie, techniek en tactisch inzicht hoort hardheid er bij. Is altijd zo geweest. Maar ik heb nooit brute spelers gehad, ook Rinus Israël was dat niet. Alleen liet Rinus zich natuurlijk niet door Cruijff in de maling nemen. Rinus was wereldklasse…’, stelt hij in Elf.
Opstelling
Franz Hasil moet het hebben van techniek, diepgang en afstandsschoten. Daarmee ontpopt hij zich snel tot een waardevolle schakel tussen Willem van Hanegem en Wim Jansen. Zo creëert Happel een opstelling die succesvoller blijkt in Europa dan in de eredivisie. De individuele kwaliteit van de spelers is daarbij zijn basis, met het systeem geeft hij ze een kapstok; de tactiek moet zo nodig de doorslag geven. ‘Belangrijkste voorwaarde is een uitgebalanceerd elftal. De beste tactiek is dan de improvisatie en de fantasie van de spelers’, filosofeert Happel bij een van de maandelijkse ontmoetingen voor Elf.
Om zijn opvattingen te illustreren, grijpt Happel vaak terug op de Europa Cup-finale van 1970, als een eeuwige herinnering die hem warmte en inspiratie blijft geven ’Tegen Celtic was ik een beetje bang voor het hoge tempo van die Schotten. Daarom heb ik gezegd: speel de bal de eerste helft rond, laat Celtic lopen zonder bal. Na de rust gaan we in de aanval op snelheid spelen. Zo is het ook gebeurd, de eerste helft vertraagd, daarna heel diep en snel gespeeld. Feyenoord had ook de spelers die zo konden spelen. Van Hanegem, die de bal in de ploeg hield, met Israël die een bal over vijftig meter kon geven, met Jansen en Hasil die lang konden spelen. Zo kon je de kwaliteit van de spelers binnen het systeem tactisch gebruiken.’
Nauwgezette notities
Hoe achteloos Happel soms ook oogt, denk niet dat hij zijn spelers uit de losse pols instrueert. Na Happel’s dood publiceert de Oostenrijkse tv-verslaggever Heinz Prüller in Das Grosse Happel Fussballbuch hoe nauwgezet hij trainingen voorbereidt en ideeën uitwerkt, in keurig geblokletterd handschrift, met gedetailleerde tekeningen. Die notities onthullen hoe Happel in zijn beginjaren bij ADO al naar Sparta en Feyenoord trok om hem nog onbekende trainingsvormen af te kijken. Tientallen pagina’s eigenhandig geschreven oefenstof levert dat op.
Happel werkt zo consciëntieus dat zelfs een pietje-precies als bondscoach Georg Kessler bij hem in de leer wil gaan voor een cursus tactiek. Happel antwoordt met een blik vol onbegrip. ‘Kessler vloog met ons terug na de finale in Milaan. In het vliegtuig vroeg hij me of we in Zeist eens over tactiek konden praten. Ik heb hem gezegd dat ik dat liever niet deed. Tiktak kun je leren in het voetbal, tactiek niet.’
Het succes in Europa krijgt een vervolg in de strijd om de wereldbeker. Daartegenover staat de uitschakeling in de eerste ronde om de Europa Cup, tegen UT Arad, een nietig clubje uit Roemenië. Het landskampioenschap van 1971 maakt veel goed, maar gaandeweg verschijnen er toch roestvlekken op de relatie tussen Happel en Feyenoord. In maart 1971 tekent hij bij tot medio 1973, nieuwe successen zitten er niet meer in.
Het terugkeer van Ove KIndvall in 1971 naar Zweden, op zijn 28ste al, luidt de neergang in en maakt het Happel moeilijker. De ideale schutter kan maar niet gevonden worden. Joop van Daele, Matthias Maiwald, Lex Schoenmaker, Attila Ladinszky, Hans Posthumus, Henk van Leeuwen - geen van allen winnen het volle vertrouwen van hun coach. Twee seizoenen achtereen moet Feyenoord zich tevreden stellen met de tweede plaats achter Ajax. Europese en nationale bekerwedstrijden leveren onvoldoende compensatie op om het Legioen, nog in de roes van 1970, te kunnen verblijden.
Privé-sores
Onder de omstandigheden komt het vertrek van Happel dichterbij. Zijn privé-sores blijkt hem als trainer niet koud te laten. Happel heeft een relatie met Hannie Muis, een gescheiden Rotterdamse die een puberleeftijd jonger is. Elfriede, zijn vrouw is teruggekeerd naar Wenen. Manager Guus Brox stuurt hem zelfs even terug naar Wenen om op adem te komen, maar Happel raakt gaandeweg zijn inspiratie kwijt. ‘In zijn laatste jaar zat hij helemaal kapot tegenover mij toen hij besloten had thuis weg te gaan. En dan praat je, en dan merk je dat het een man is, die wel degelijk iets kwijt wil - als hij maar vertrouwen in je stelt’, vertelt Brox in 1978 tegen Jan D. Swart in de Brox-memoires in Het Vrije Volk.
Happel zal het einde van het seizoen 1972-1973 niet halen. Op 14 maart 1973 wordt zijn voortijdige vertrek ingeleid met de uitschakeling in het KNVB-bekertoernooi. Uit tegen NEC, net als dat vier jaar eerder het geval was met ADO. Binnenskamers is dan al bekend dat Feyenoord zijn contract niet zal verlengen. Happel houdt zich aan de opgelegde zwijgplicht, die daags daarna wordt opgeheven met de aankondiging dat Wiel Coerver zijn opvolger wordt. Op 30 april houdt Happel het na een bleke 0-0 bij Haarlem voor gezien; drie wedstrijden voor het einde, bij een achterstand van vier punten op Ajax (in de tijd dat een overwinning maar twee punten oplevert). ‘Het was de laatste weken een waardeloze zaak. Ik kon alleen nog de karakterjongens inspireren’, zegt Ernst Happel zonder openlijk afscheid te nemen. ‘Hij had een waardiger afscheid verdiend’, mijmert Rinus Israël.
Successen
Happel’s carrière gaat verder bij FC Sevilla, bij Club Brugge, bij Standard Luik, bij Hamburger SV en bij FC Tirol. Bijna overal zijn er successen: acht landstitels, vijf bekers, twee Europa Cup’s, een Wereldbeker. Ook leidt Happel als interim-bondscoach Oranje naar de tweede plaats op het WK van 1978, tot vlak voor zijn dood als bondscoach van Oostenrijk.
Maar altijd blijft er die stille liefde voor Feyenoord, de club waar hij zijn eerste grote succes vierde. Twee keer vraagt Feyenoord hem terug. In 1978 is hij te duur en is zijn ambitie nog te groot. In 1991 beseft Happel al wat zijn lot is. De bewondering blijft, de vragen ook. ‘Happel was de allerbeste’, zegt Willem van Hanegem. ‘Happel’s grote klasse was dat hij voor niets en niemand bang was. Niet voor spelers, niet voor bestuurders, niet voor de tegenstander. Die lef wist hij over te brengen op de spelers.’
Zo maakt hij een trainersleven lang indruk. Hij stuurt de burgemeester van Brugge uit de kleedkamer, hij dreigt de WK-finale van 1978 een uur te vertragen als de scheidsrechter plotseling bezwaar maakt tegen een gipsverband bij René van de Kerkhof, hij trotseert roddels en aanmerkingen van bobo’s op zijn privé-handelingen.
‘Ich-Mensch’
Waar die houding vandaan komt? In het Duitse maandblad 11Freunde komt zijn langjarige medespeler en kaartmaat Alfred Körner in 2015 met de uitleg: ‘Der Ernst war ein Ich-Mensch’. Volgens Körner is Happel altijd een ‘Einzelgänger’ gebleven, iemand die altijd zijn eigen weg heeft moeten vinden, het kind van een cafévrouw, dat zijn biologische vader nooit heeft gekend, opgroeide bij zijn grootouders, die nooit veel sprak. ‘Ernst hat alleen het voetbal. Goed, ja, vrouwen heeft hij ook gehad. Maar echt gehouden heeft hij alleen van het voetbal.’
Daarmee gaat hij door tot in zijn laatste dagen. Drie weken voor zijn overlijden zit Happel als bondscoach op de bank bij de 5-2 zege van Oostenrijk op Israël. Het is die avond in Wenen zo koud dat hij binnenblijft als het volkslied wordt gespeeld. Na afloop verschijnt Happel wel op de persconferentie. ‘Ik hoop dat we op deze manier verder gaan. Eerst heb ik nu zon en warmte nodig’, zegt Happel . Hij wil naar Bali, maar komt niet verder dan het ziekenhuis van Innsbruck. Op zaterdag 14 november 1992 overlijdt Ernst Happel, nog net geen 67 jaar.
Daags daarna moet de klassieker tussen Feyenoord en Ajax in de Kuip beginnen met een minuut stilte. Supporters van Ajax verstoren de herdenking, daarop volgt een hels, Rotterdams fluitconcert. Feyenoord-coach Willem van Hanegem is woedend en hevig ontgoocheld. ‘Diep triest. Als ik scheidsrechter was geweest, had ik weer voor een half uurtje de kleedkamer opgezocht.’ De tranen springen in zijn ogen. ‘De dood van Ernst Happel is veel erger dan deze 3-0 nederlaag tegen Ajax.’