-
Louis van Gaal - december 1984
Louis van Gaal - 1984 december - maandblad ELF
'Vroeger was ik helemaal geen leider'
Is 'persoonlijkheid' nu een aangeboren eigenschap of niet? Daar kan Louis van Gaal, veldmaarschalk op het Rotterdamse Kasteel, wel het een en ander over zeggen. Want ooit was hij jarenlang ook maar een piepeltje bij Antwerp. Hoopvolle informatie dus voor Vaantje, Valke, Beentje en alle andere latente talenten.
Nog anderhalf jaar denkt Louis van Gaal (33 nu) mee te kunnen slenteren op bovenmodaal niveau. Langer of minder wil hij niet. Dan maakt Van Gaal liever gebruik van de afspraak met Sparta. Hij heeft de toezegging in de trainersstaf te worden opgenomen als zijn contract (medio '86) is uitgediend.
Al jaren is hij gymnastiekleraar, met 29 schooluren op de Don Bosco-LTS in Amsterdam. Straks hoopt-ie op een trainerscarrière. ,,Ik ambieer het allerhoogste. Ik denk ook dat ik op den duur iets kan bereiken. Of het er uitkomt? Als voetballer is het gelukt. Ik mag dus hopen".
De voetballer-Van Gaal maakte pas op zijn negentiende kennis met het profmilieu. Weggeplukt bij het afdelingsclubje De Meer kwam hij bij Ajax terecht. In het tweede elftal van Ajax was het in die dagen, begin van de jaren zeventig, vrijwel uitzichtloos wachten op een kans.
"Ik speelde in het tweede met jongens als Johnny Rep, Gerrie Kleton, Arnold Mühren, Bobby Hoogenboom, Pim van Dord, Bram Braam. Je kwam er bijna niet tussen in die dagen. Het was al heel mooi als je met de A-selectie mee mocht trainen. Maar een kans op redelijke termijn zat er niet in".
Je hebt er wel iets van opgestoken?
Van Gaal: “Alles. Vooral dan karakter en mentaliteit. Je kon op een harde aanpak rekenen bij Grijzenhout of Haarms als je fouten maakte. Je werd dan voor het oog van de hele groep naar beneden gehaald. Maar het is wel de beste aanpak".
Waarom?
Van Gaal: “Je kan van eitjes geen goeie voetballers maken. Je werd bij Ajax dan wel in de grond getrapt, ze lieten je niet in het moeras zakken. Je werd er ook uitgehaald".
Hoe?
Van Gaal: ”De meest eenvoudige manier was keihard stellen wat je fout hebt gedaan. Dan voel je je beschaamd als speler, dan probeer je al gauw uit jezelf tot verbetering te komen".
Ging dat altijd in het bijzijn van iedereen?
Van Gaal: “Ook wel eens in persoonlijke gesprekken. Voor de confrontatie is het beter, dat de gesprekken in de groep worden gevoerd. Het is toch een teamsport. Als je over fouten gaat praten, zie je, dat ook anderen fouten maken. De eenling wordt meestal aangevallen, maar vaak ligt de eerste fout al veel vroeger. Als je dergelijke situaties belicht in de groep, kijk je wel uit dat je kunt worden gepakt door de trainer. Die aanpak van Ajax heb ik daarna nooit meer gehad. Maar er is wel mentaliteit mee gekweekt. Dat is de mentaliteit die Van Breukelen en Spelbos bedoelen, dat is toch iets anders dan de staatssecretaris dacht, toen hij daar aanmerkingen op maakte".
Gehard in Amsterdam, zette Van Gaal zijn voetballoopbaan daarna voort in België. Bij Antwerp FC was Guy Thijs zijn trainer.
Van Gaal: “Was zo'n laissez faire type. Met de sigaar-in-de mond kon-ie z'n ploeg op het goede moment activeren. Ik was daar gekomen omdat ze me hadden gezien in een vriendschappelijke wedstrijd van Ajax bij Anderlecht. Toen kregen wat jongeren de kans zich in de kijker te spelen. Bij Antwerp was ik een broekie van 22, dat zich nog niet liet gelden. Ik had ook niets gepresteerd. Maar als ik nu vijf wedstrijden niet presteer, wankelt mijn leiderschap".
Die verantwoording droeg je dus nog niet bij Antwerp?
Van Gaal: “Ze hadden daar zes buitenlanders. Ik heb er vier jaar gespeeld, maar ik ben nooit een leider geweest. Pas het laatste jaar kreeg ik een vaste plaats. Pas bij Telstar ben ik min of meer mezelf gaan ontwikkelen. Ik had een baantje gekregen in Amsterdam, daarom wilde ik wel terug. Bij Telstar kon dat na veel geharrewar met Antwerp. Telstar stond toen onderaan in de eredivisie met nul punten uit tien wedstrijden. Ik was eigenlijk nog een spits toen, maar Petescu, die daar trainer was, maakte meteen een middenvelder van mij. Daar werd ik een spelbepalende middenvelder met leiderscapaciteiten".
Leiderscapaciteiten, wat zijn dat?
Van Gaal: ”Leidinggeven is je persoonlijkheid, dat moet er in zitten. Je kunt nog zo'n goeie voetballer zijn, maar als je van nature niet de persoonlijkheid hebt om je leiderschap af te dwingen, wordt het toch lastig".
Zijn lastige jongens voor een ploeg echt zo lastig?
Van Gaal: “Een beetje weerstand voor de trainer kan geen kwaad. Dan blijft-ie tenminste op z'n qui vive. Vooral in de training. Daarnaast is het moeilijk van tactiek te wijzigen in de wedstrijd als niemand uit zichzelf z'n mond open doet".
Die leider moet natuurlijk ook de gelegenheid hebben binnen het veld z'n rol uit te voeren.
,,Na dat halve jaar nam Petescu me mee naar Sparta. Hier kwam ik op een heel andere plaats te staan. Dat viel bitter tegen. Hij had Michiel Valke op links. Leendert de Goey was dan wat ze de stofzuiger noemen. Op rechts wilde Petescu een diepgaande middenvelder hebben. Daarvoor had-ie toen Eugène Marijnissen op het oog, maar die kostte vier ton. Tja, en Van Gaal als diepgaande middenvelder was na tuurlijk een fiasco. Na acht wedstrijden was duidelijk dat het zo niet verder kon".
Liep het daarna wel?
Van Gaal: “We zaten toen met het punt dat Michel Valke en Van Gaal naast mekaar het spel wilden maken. Dat liep moeilijk. Heeft twee seizoenen geduurd. Maar ik vind, dat een spelbepalende middenvelder nooit op links kan spelen. Je ziet het aan Valke, aan Van Geel. Valke is pas doorgebroken nu ie meer naar het midden is geschoven. Tegen Hongarije ook, als Valke dan meer naar het midden was gegaan,, zou hij niet zo zijn verzopen. Een spelbepaler moet altijd midden-midden spelen. Van Hanegem deed het vroeger op links, maar dat was eigenlijk maar een halve, met Hasil voor de andere helft op rechts. Frans Struis, bij Excelsior, dat was een echte spelbepaler. Ér zijn er weinig over nog, dat is ook het manco bij Feyenoord nu natuurlijk".
Wie hebben er nog toekomst als spelbepaler?
Van Gaal: “Het ziet er naar uit, dat Vanenburg het toch kan worden. Maar dan moet-ie niet op de rechterkant spelen. Hij zal dan de ballen op het middenveld op moeten eisen. Verder misschien Valke, als hij meer naar het centrale gedeelte gaat. Maar Erwin Koeman bij voorbeeld, vind ik geen echte spelbepaler, is van aanleg gewoon geen centrale middenvelder. Nu loopt Boschman hem weer in de weg”.
Het gaat natuurlijk ook niet alleen om de voetbalkwaliteiten en inzicht?
Van Gaal: “Persoonlijkheid hè. Op dat punt moet zo'n Vanenburg nog een heel stuk groeien. Dat proces heb ik ook door moeten maken. Toen ik hier bij Sparta kwam, was Pim Doesburg de grote man. Dat botste nogal eens met mij. Dan zie je spelers overhellen. Gaandeweg het seizoen gingen de spelers dingen accepteren van mij die ze vroeger alleen van Doesburg pikten".
Noem eens wat.
Van Gaal: “Een grote bek en zo. Doesburg had de gewoonte spelers in het openbaar uit te kafferen bij een tegendoelpunt. Daar begon ik me tegen te verzetten. We kregen het vaak aan de stok met elkaar, hij mocht me ook niet zozeer. Al moet ik zeggen dat ik het klasse vind dat hij mijn opstelling van destijds nu waardeert”.
Verkeer je dan in een uitzonderingspositie ten opzichte van de trainer?
Van Gaal: “Voor de wedstrijd begint, weet je wat de bedoelingen zijn van een bepaalde tactiek, hoe het eventueel wordt omgegooid. Bert Jacobs was daar erg voor. Die vertelde mij dat-ie een praatpaal nodig had. Iemand die zijn tactische principes over kon brengen".
Doen alle trainers dat?
Van Gaal: “Hughes niet. Die was erg eigenwijs. Die heeft een persoonlijkheid waarin zijn eigen ego voorop staat. Hij is op het juiste moment naar Sparta gekomen. De club was een beetje dood na Petescu. Een uittocht van spelers. Je kreeg te maken met een hoop jonge spelers die door Hughes in het eerste elftal zijn gekomen. Met oudere spelers of een topteam, dat al door de wol is geverfd, zal Hughes altijd moeilijkheden hebben. Ga z'n carrière maar na".
Met Van Gaal dus ook?
Van Gaal: “Hier heeft-ie ten koste van Van Gaal de ploeg gemotiveerd. Al moet ik zeggen dat het na dat eerste moeilijke seizoen twee jaar goed gelopen heeft onder Hughes. Later lees je dan dat hij mij in twee of drie wedstrijden heeft veranderd. Nou daar heb ik het karakter toevallig niet voor. Kom, ik was toen 28, getrouwd, had twee kinderen en was al jaren leraar. Hughes zou mij toen nog hebben veranderd. Want ik was niet langer het arrogante jongetje dat de anderen uitschold. Tja...".
Vind jij jezelf arrogant?
Van Gaal: “Nee, ik kom voor m'n mening uit. Ik moet wel zeggen, dat ik in het verleden meer zei. Als ik denk het ergens niet mee eens te zijn, zeg ik dat tegen de trainer. Een goeie trainer is daar tegen opgewassen. Daarmee activeer je als trainer dat de spelers meedenken. Als je je botweg afsluit, maak je de spelers doofstom".
De laatste jaren geen problemen gehad, met Jacobs en nu Vonk?
Van Gaal: “Ik ben het wel eens niet met ze eens. Maar de tactiek is hun verantwoordelijkheid. Alleen, zeg ik altijd, neem die verantwoording wel vooraf. Met Jacobs hebben we een geweldig jaar gehad. Daar leer je van. Zoals Jacobs zich op niveau tussen de spelers kon bewegen tijdens de training. En toch weer op tijd afstand kon nemen van de groep. Ik sta er nu nog van te kijken, dat hij er met die manier zo'n goeie discipline in kon houden. Jacobs voelde het feilloos aan. Vonk doet het weer anders, let ook op meer details. Hij is veel individueel tactisch bezig met spelers".
Hoe?
Van Gaal: ”Vonk leert spelers hoe een bal aan te nemen met het oog op de volgende pass. Daar letten echt maar weinig trainers op. En hoe je bij balaanname een tegenstander af kunt schermen. Je ziet nu toch weer jongens zich goed ont wikkelen. Ronnie van den Berg blijft vooruitgaan. Die kan straks mijn plaats zo overnemen''.
Je bedoelt als spelverdeler?
Van Gaal: “Ja, sec als spelverdeler. Nee, de leiding gevende persoon is het nog niet. Dat heeft ook met acceptatie te maken. Je medespelers moeten je als zodanig erkennen".
Wat zijn de kwaliteiten van een spelverdeler?
Van Gaal: “Hij moet het tempo regelen in de wedstrijd. Via de pass-snelheid van de bal kun je het tempo bepalen. Dat is natuurlijk ook afhankelijk van meebewegende medespelers. Een spelverdeler maakt ook uit hoe de bal verspreid wordt. Hij moet zich steeds afvragen, waar moet ik spelen, aanspeelbaar zijn. Waar moet ik de bal opeisen als het slecht gaat. Aan die taak zitten zoveèl facetten vast, dat je nog elke dag iets nieuws oppikt".
Hoelang nog?
Van Gaal: “Nog anderhalf jaar, denk ik. Tenminste als ik vind, dat m'n niveau nog redelijk is en Sparta dat ook zo ziet".
-
Jan van Roessel - 1925-2011
Willem II 125 jaar, een beeld van een club – augustus 2021
Standbeeld voor Jan van Roessel illustreert zijn status als hét icoon van de club
‘Boeman voor de doelwachters’
Zes seizoenen slechts kwam Jan van Roessel (1925-2011) uit voor Willem II. Hij had een flink aandeel in twee landstitels. Zó geliefd en zo spraakmakend was Van Roessel dat hij werd gekozen tot ‘Willem II-speler van de eeuw’ en in 2016 een imposant standbeeld van hem verrees. Jan van Roessel wordt door velen beschouwd als hét icoon van de club.
Jan van Roessel is al 26 jaar, hij mag zich al international noemen - dán pas maakt hij zijn eerste competitiedoelpunten voor Willem II. Op 21 oktober 1951 is het meteen zijn eerste stap naar de landstitel van 1952. Een turbulente periode ligt achter hem. Niet op het veld, niet bij Willem II, wél na een korte, geruchtmakende flirt met NAC.
Twee jaar lang heeft Jan van Roessel geen ‘echte’ wedstrijd kunnen spelen. Een gebroken kuitbeen, een jaar schorsing en een reglementaire wachttijd hebben hem in 1950 en 1951 zo lang aan de kant gehouden. Zijn entree bij Willem II is daverend.
‘Jan van Roessel heeft zijn ‘come-back’ met drie uitstekende doelpunten op waarlijk joyeuze wijze gevierd. Drie doelpunten en het leeuwenaandeel in het vierde. Wat wilt ge nog meer?’, jubelt de Nieuwe Tilburgsche Courant na de 4-2 zege bij RBC in Roosendaal. Twee pijnlijke jaren heeft Jan van Roessel dan achter zich liggen, de sleet knaagde aan zijn populariteit.
Jan van Roessel speelt nog bij LONGA als hij in juni 1949 plotseling wordt opgeroepen voor Oranje. Abe Lenstra heeft er weer eens de brui aangegeven. Van Roessel is zijn vervanger in Finland. ‘Het uitstekende debuut van Van Roessel was het meest verblijdende van dit maar heel matige voetbalgeval’, schrijft ir. Ad van Emmenes over de 4-1 overwinning in het boek Neerlands Voetbalglorie.
‘Een ontdekking, de nieuwe middenvoor van Oranje’, wordt Van Roessel genoemd. ‘De boeman voor de doelwachters’, typeert Karel Lotsy, voorzitter van de Keuze-Commissie, de spits van Willem II. Maar dan. Twee weken vóór de eerstvolgende interland slaat het noodlot toe. Op 23 oktober 1949 breekt hij zijn kuitbeen in een semi-interland van het Zuid-Nederlands elftal tegen Luxemburg. De revalidatie vergt vele maanden. Hij is nog geblesseerd als NAC hem eind december 1949 naar Breda lokt. Van Roessel bedankt als lid van LONGA en vraagt overschrijving aan, met ingang van het nieuwe seizoen.
AMATEURBEPALINGEN
Het is een opzienbarende stap, tot ontsteltenis van LONGA. Het is de club dichtbij zijn geboortehuis aan de Bosscheweg, waar Van Roessel als jeugdspeler is begonnen, waar hij vanaf zijn zestiende in het eerste elftal speelt, waar hij ook financieel steeds is verwend. LONGA reageert verbolgen en vraagt de KNVB meteen een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken. Volgens LONGA hebben NAC en Van Roessel de amateurbepalingen geschonden. De Tilburgse club baseert zich op getuigen die verklaren dat Van Roessel in Breda 5.000 gulden per jaar, 25 gulden per wedstrijd, een baan en een woning is beloofd.
De affaire groeit uit tot een soap. Twee dagen later al lukt het LONGA hem te verleiden om tóch te blijven. Een verzoek van LONGA aan de KNVB om nu ook maar nu af te zien van het al aangevraagde onderzoek wordt door de voetbalbond afgewezen. De KNVB ruikt een zaak waarmee ze illegale betalingen in het amateurvoetbal kan bloot leggen.
SCHORSINGEN
De gevolgen zijn groot. LONGA wacht tevergeefs op zijn rentree, die lang op zich laat wachten omdat Van Roessel zegt niet fit genoeg te zijn. Dan komt plotseling de KNVB naar buiten met de resultaten van het onderzoek en een schorsing voor één jaar, met ingang van 2 mei 1950. Bij NAC worden vier bestuursleden geschorst, van wie eentje zelfs voor vijf jaar voor een ‘poging tot ronselen’.
Een maand nadat zijn schorsing voor LONGA is ingegaan, vraagt Van Roessel plotseling overschrijving aan naar Willem II, aangemoedigd vooral door trainer František Fadrhonc die hem persoonlijk heeft benaderd. Opnieuw voelt LONGA zich misleid, door Van Roessel en door Willem II. Wat Van Roessel tot deze stap heeft bewogen, blijft ditmaal verborgen. Een nieuw KNVB-onderzoek komt er niet. De overschrijvingsregels verplichten hem te wachten tot 21 oktober.
‘VREESAANJAGEND’
Zestien maanden lang moeten de supporters van Willem II daarom uitkijken naar het moment waarop Jan van Roessel voor hun club in de competitie aan bod mag komen. Vooruitlopend daarop mag hij in de zomer van 1951 wel in vriendschappelijke wedstrijden uitkomen, hij gaat zelfs als gastspeler van NEC mee op een trip naar Engeland.
In de competitie zijn al zeven van de 26 wedstrijden gespeeld als ook Van Roessel kan worden ingezet. Tegen RBC beleeft hij een sensationeel debuut. Een week na zijn hattrick in Roosendaal maakt hij zich voor eigen publiek nog meer geliefd, tegen NAC nota bene en opnieuw met een hattrick: 3-0. ‘Vreesaanjagend gaat zijn naam nu over de voetbalvelden’, noteert het Nieuwsblad van het Zuiden. Met 26 goals wordt Van Roessel clubtopscorer van Willem II, dat na het kampioenschap in de Eerste Klasse C ook de landstitel grijpt, met zeven treffers van hem in de kampioenscompetitie.
‘ZUIVERE AMATEUR’
Drie weken nadat Willem II landskampioen is geworden, keert Jan Roessel terug in Oranje, op de Olympische Spelen nog wel. Dat gaat niet zomaar. Op 9 juli 1952 komen KNVB-voorzitter Karel Lotsy en secretaris-penningmeester Lo Brunt naar Tilburg. Ze wijzen op zijn ‘onderhandelingen’ met NAC in 1949 en de schorsing die daaruit voortkwam. Daarom eisen ze eerst van Van Roessel de keiharde toezegging dat hij geen enkele aanbieding van een buitenlandse profclub zal aanvaarden en dat hij bij Willem II als ‘zuivere amateur’ speelt. Willem II-voorzitter Bert Schuerman moet dat plechtig bevestigen.
De achterdocht is bij de KNVB opnieuw gewekt door de besprekingen die Van Roessel recent in Italië heeft gevoerd met Sampdoria en Torino. Ook heeft hij aanbiedingen gekregen van Lille, Saint-Etienne, Nice en Bellinzona. Geen enkele buitenlandse club kan hem weglokken uit Tilburg, zo goed heeft hij het er naar zijn zin.
TEXTIELBARONNEN
Andersom dweept Willem II-minnend Tilburg met zijn middenvoor. Zijn werk, in een textielfabriek en later in de gieterij van de gebroeders Melis, is voor hem altijd bijzaak geweest. Hij is met zijn Louise verknocht aan de stad. Hij wordt er geprezen om zijn hartelijkheid, hij is een idool voor de supporters, kapitaalkrachtige textielbaronnen verwennen hem.
In het boek Relikwieën van Oranje (1998) vertelt Jan van Roessel daar openhartig over: ‘Ik heb het altijd naar munne zin gehad hier. Ik ben unne honkvaste Tilburger, een verwend jong. Thuis, op de club, overal. Ik ben van m’n veertiende af betaald geweest. Nooit iets te kort gekomen. Ik heb nooit vrijgegeven wat ik bij NAC kon verdienen, dat is niet leuk tegenover de andere jongens, want bij Willem II heb ik natuurlijk ook altijd meer gehad dan de anderen. Een paar grote heren betaalden mij.’
‘EED’
Een week na zijn spreekwoordelijke ‘eed’ tegenover de KNVB-delegatie is Brazilië de eerste tegenstander voor Oranje op de Olympische Spelen in Finland. Naast Van Roessel is ook zijn clubgenoot Jo Mommers opgesteld, in diens eerste én enige interland. Brazilië maakte korte metten met Oranje: 1-5. Nadat drie dagen later nog een wedstrijdje tegen Finland-B is gespeeld, zitten de Spelen erop voor de olympische voetballers.
Ook in het nieuwe seizoen behoudt Jan van Roessel zijn plaats in de spits van Oranje. Na de winterpauze raakt hij uit de gratie. De middenvoor van Willem II wordt door de Keuze-Commissie niet beweeglijk genoeg geacht, hij moet eerst maar eens wat kilo’s kwijtraken.
SAUNA
Bij Willem II heeft trainer František Fadrhonc daarom speciaal voor Jan van Roessel een ‘soort eenpersoonssauna. Om overgewicht kwijt te raken. 'Zat-ie daar, onze Jan, midden in de kleedkamer, in een ton’, vertelt Jan Smolders, de langst in leven gebleven speler van het kampioenselftal van 1955, in februari 2021 in het magazine Hard Gras.
Bij Willem II staat Jan van Roessel geen moment ter discussie. Hij wordt geroemd om zijn knallende schoten, met links en met rechts, om zijn krachtige kopballen en om zijn vermogen om de bal af te schermen en tegenstanders van zich af te houden. Met zijn markante gestalte - 1.86 meter, 82 kilo - valt Jan van Roessel niet zomaar uit balans te brengen. Ook mentaal weet hij verdedigers van de tegenpartij te imponeren en medespelers te inspireren.
NOG ÉÉN INTERLAND
Terwijl Jan van Roessel jaar in jaar uit vlot blijft scoren voor Willem II, volgt voor hem nog slechts één interland. In mei 1955 tegen Zwitserland, op een moment dat de competitie nog in volle gang is. Negen minuten slechts duurt zijn rentree. Een botsing met de Zwitserse doelman Pernuman resulteert in een klap op de kaak waardoor hij moet uitvallen. Sjel de Bruijckere, zijn medespeler bij Willem II, vervangt hem. Van Roessel zal niet meer worden opgeroepen voor Oranje. Negen dagen later speelt hij alweer mee bij Willem II. Het seizoen krijgt een glorieuze afsluiting. Willem II mag zich de eerste landskampioen in het betaald voetbal noemen.
Jan van Roessel is dan 30 jaar. Met zijn gewicht komt het einde van zijn carrière in zicht. Ronduit treurig ondergaat hij dat. In 1957 degradeert Willem II zonder hem. Van Roessel wordt in de laatste vier wedstrijden niet eens meer opgesteld. Hij laat zich op de transferlijst plaatsen, waarna het Bossche BVV hem voor 25.000 gulden kan overnemen.
Ook bij BVV blijkt dat Van Roessel het op zijn 32ste niet meer kan bijbenen. Het leven in Den Bosch bevalt hem wel. Spottend spreken de aanhangers van BVV over het Heineken-trio, doelend op de drie ex-internationals Jan van Roessel, Max van Beurden en Piet van Overbeek die het aanvalstrio vormen. Na acht wedstrijden al loopt hij een knieblessure op die hem voorgoed uitschakelt. BVV degradeert uit de eredivisie en Jan van Roessel leert terug naar LONGA waar hij nog eventjes meehobbelt in de Tweede Divisie. Zo valt er een schaduw over het voetballeven van Jan van Roessel.
‘SPELER VAN DE EEUW’
Zoveel status heeft Jan van Roessel verworven dat de supporters van Willem II hem in 2000 verkiezen tot ‘speler van de eeuw’, ook al speelde hij langer bij LONGA dan bij Willem II. Van Roessel maakte 150 doelpunten in competitie en bekertoernooi, een gemiddelde van 25 (!) per seizoen, maar minder dan Piet de Jong (176) en Jos van Son (162). Tientallen spelers ook kwamen vaker dan hij voor Willem II uit en voor veel oudgedienden was Sjel de Bruijckere in zijn tijd een betere voetballer. Maar bij de verkiezing kon niemand kon tippen aan de populariteit van Jan van Roessel, die op 3 juni 2011 op 86-jarige leeftijd overlijdt.
Zijn beeltenis leeft voort in een imposant standbeeld, dat in 2016 is verrezen, bekostigd uit donaties en bijdragen van supporters. Hij wordt geëerd op schoenen zonder noppen, met de handen in de zij. In de loop naar de entree van het Koning Willem II-stadion verwelkomt hij zo bijna levensgroot de bezoekers, als hét icoon van Willem II.