29 mei 1985

duda-wsm

Tussen de lijken

Wie er bij geweest is, zal het nooit vergeten. Neergekwakt als vuilniszakken liggen tientallen lijken schots en scheef door elkaar, pal naast de eretribune van het Heizelstadion in Brussel. Paparazzi-fotografen banen zich ongegeneerd een weg, op jacht naar nog méér prooien  Het sinistere beeld van de Europa Cup-finale van 29 mei 1985 zal nooit vervagen.

Tussen zeven en acht uur ’s avonds schokt het stadion. Vanaf de perstribune valt aanvankelijk slechts gedrang waar te nemen in Blok Z, schuin achter het noordelijke doel, staanplaatsen bedoeld voor aanhangers van Juventus. Wat zich daar voltrekt, wordt op de hoofdtribune pas duidelijk als Italiaanse supporters het veld oprennen, het ereterras beklimmen en de bestuursleden van de Europese voetbalunie om hulp smeken. De angst in hun ogen weerspiegelt de ernst.  

Het begint met enkele dronken supporters van Liverpool die vanuit een belendend vak een gammele afscheiding kapot trappen. Belgische politieagenten kijken toe, niet veel later loopt een horde Engelsen massaal het hekwerk plat en raken de toeschouwers in het al propvolle vak verdrukt. Er vallen 39 doden: 32 Italianen, vier Fransen, twee Belgen en een Ier.

Een massagraf lijkt het wel, die opeenstapeling van tientallen lijken, achtergelaten in een smal gangetje tussen Blok Z en de hoofdtribune. Geconfronteerd daarmee waan ik me in een oorlogsgebied. Geen zorgverlener kijkt nog naar ze om. Want even verderop klinken de angstkreten, de pijn en het verdriet bij de overlevenden. Kleine legertentjes worden opgezeten en vormen één groot noodhospitaal. 

Op dat moment, zo rond kwart over acht had de finale moeten beginnen. Niemand die dan nog aan voetballen denkt, uitgezonderd de voetbalbaasjes van de UEFA en de Belgische overheidsdienaren. Want de wedstrijd moet doorgaan. Om escalatie te voorkomen, luidt het argument.

Rond kwart voor tien wordt er toch nog afgetrapt. Niemand draagt een rouwband. Politie omzoomt vrijwel het hele veld. De NOS gaat door met de uitzending,  maar verslaggever Theo Reitsma is er met zijn hoofd niet bij. ‘Ik merkte echt dat ik uit het lood geslagen was’, zegt Reitsma later.

Hetzelfde gevoel overheerst bij ons, journalisten. Verwonderd kijken we naar de lichtgewonden voor wie stoelen naast de dug-outs zijn neergezet. Verbaasd zien we hoe de spelers te keer gaan, alsof de overwinningspremie nog altijd het allerbelangrijkste goed ter wereld was. Vreemd is het te ervaren hoe 60.000 toeschouwers dit naargeestige schouwspel als een echte wedstrijd beschouwen.  

Zo handelt ook de Zwitserse scheidsrechter die eerst Juventus een strafschop schenkt en Liverpool er vervolgens een onthoudt, wie weet omdat deze avond geen Engelse winnaar mag krijgen. De beker gaat dus naar de Italianen. De uitreiking moet een ingetogen karakter hebben en heeft daarom plaats in de kleedkamer. Maar Michel Platini, aanvoerder van Juventus, kent geen gêne. Hij grist de cup weg, rent naar buiten en laat zich als een held adoreren door de wachtende Italiaanse supporters. 

In hetzelfde stadion, in het leeg geveegde Blok Z, vormen honderden kledingstukken de laatste stille getuigen van de ramp. ,,Ons geluk is verstoord door een drama”, verklaart Platini tijdens een nachtelijke persconferentie. Ja, geeft hij toe, hij is op de hoogte geweest van de ernst van het stadiontumult. Het heeft hem er niet van weerhouden vlak voor de aftrap nog de grapjas uit te hangen tegen een van de honderden Belgische rijkswachters langs het veld en de wedstrijd als een serieus karwei op te vatten. ,

,Wij werden voor de wedstrijd op de hoogte gebracht, we wisten dat er minstens tien doden gevallen waren onder onze supporters. Voor hen hebben we deze wedstrijd gespeeld” zegt Platini na afloop. Met een triomfantelijke blik, zonder een spoortje van verdriet. 

Delen