30 mei 1928
duda-wsm
'Klassenjustitie'
Twee maanden voordat de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam officieel worden geopend, strijden de voetballers al om goud, zilver en brons. Nederland treft het niet bij de loting met Uruguay als tegenstander. Uruguay is de olympisch kampioen van 1924. Omdat er nog geen WK bestaat, worden de Zuid-Amerikanen als het sterkste voetballand ter wereld beschouwd.
Voor de wedstrijd tegen Uruguay op woensdag 30 mei bestaat ongekend veel belangstelling. Het Olympisch Stadion biedt plaats aan 28.000 toeschouwers. De voorverkoop op twee plaatsen in het centrum van Amsterdam begint op maandag 28 mei, Tweede Pinksterdag, ’s morgens om 10 uur. In het gedrang en tijdens gevechten met de politie vallen ongeveer vijftig gewonden.
Zestien uur voordat de verkoop begint, staan er al honderden mensen te wachten. De rijen zwellen aan. De NRC doet uitvoerig verslag van wat zich bij de voorverkoop afspeelt:
‘Toen om twee uur de cafés gesloten werden, kwamen de minder gunstige elementen uit Regulierdwarsstraat en uit andere straten uit de omgeving van het Rembrandtplein zich onder de menigte mengen. Zij trachtten de orde te verstoren en de politie had handen vol werk. Nog erger werd het toen de hooglampen om de andere, zoals ’s nachts gebruikelijk is, werden gedoofd. De Vijzelstraat kwam in het half-duister. De hele nacht door waren er opstootjes, charges, flauwvallende dames, incidenten en ordeverstoringen. Zo kwam de ochtend aan. De politie kreeg versterking. Niet minder dan 24 ruiters en 80 agenten te voet waren aanwezig. De straten waren een augiasstal gelijk. Om de ellende niet nog groter te maken dan die al was, begon de verkoop een half uur eerder. Binnen dertig minuten was alles verkocht. De honderden en honderden, die vergeefs hadden gewacht, waren woedend.’
Ook in de wedstrijd is sprake van een vinnige sfeer. Bij Oranje leeft nog veel woede na de nederlaag tegen Uruguay bij de Olympische Spelen in Parijs (1924). Bij de toss weigert aanvoerder Harry Dénis de hand te schudden met zijn Uruguayaanse collega. Het gebruikelijke vaantje gooit hij weg in het Nederlandse doel. ‘Schop die schoften dood. Ik schop Scarone naast Petrone in het ziekenhuis’, schreeuwt Dénis over het veld, gesteund door doelman Gejus van der Meulen die er een schepje bovenop doet.
Die tirades worden na de wedstrijd naar buiten gebracht door drie andere spelers. Zozeer schamen zich Jaap Weber, Puck van Heel en Pierre Massy voor het wangedrag van hun medespelers. Nadat de 2-0 nederlaag, en daarmee de vroege uitschakeling is verteerd, groeit het incident uit tot een heuse affaire. Want Harry Dénis is aangewezen om op 16 juli namens alle deelnemers aan de Spelen de olympische eed uit te spreken. Tegen alle kritiek in handhaven de KNVB en het Nederlands Olympisch Comité Dénis als ambassadeur van de deelnemers.
Uitgerekend kritiek uit eigen kring komt het hardst aan bij Dénis, speler van het deftige HBS in Den Haag. De Corinthian, het blad van De Nederlandsche Corinthians, een organisatie waarin de eliteclubs binnen het Nederlandse voetbal zich hebben verenigd, haalt stevig uit tegen Dénis en de bobo’s die hem de hand boven het hoofd houden: ‘Klassenjustitie!’
Drie spelers (Pierre Massy, Harry Schreurs en Wout Buitenweg) zijn zo teleurgesteld in hun aanvoerder dat ze geen zin meer hebben in het troosttoernooi, dat resteert voor Oranje. Hun demonstratieve aftocht krijgt nauwelijks aandacht in de kranten!